Debranden en rebranden van vorkheftrucks: gebruik van het merk? Annotatie bij: Hof van Justitie EU 25 juli 2018, C-129/17 (Mitsubishi/Duma)
Tientallen jaren na het ontstaan daarvan blijkt nog regelmatig in de Europese en Nederlandse rechtspraak het belang van (een juiste uitleg van) de Unierechtelijke uitputtingsregel. Illustratief is de overweging van Advocaat-Generaal Sharpston in haar conclusie in de zaak Boehringer Ingelheim: ‘’(…). Een merkhouder heeft uiteraard een dergelijk recht. Het is echter uitgeput zodra de producten door hem of met zijn toestemming in de Gemeenschap op de markt zijn gebracht. Dat is de zin van de uitputtingsleer, die beoogt te verzekeren dat intellectuele eigendomsrechten niet gebruikt worden ter beperking van het vrije verkeer van goederen, en die daarom naar mijn mening alleen om uiterst dwingende redenen opzij kan worden gezet.”
Een onjuiste uitleg van de uitputtingsregel leidt daarom tot ongewenste situaties. Ook rechters hebben niet altijd het leerstuk van de Unierechtelijke uitputting helemaal onder de knie. In onze annotatie, verschenen in BIE nr. 2017/03, hebben wij betoogd dat de rechtbank Den Haag ten onrechte geen uitputting hee aangenomen in onderhavige zaak tussen het Franse modehuis Guy LaRoche en de Nederlandse handelsonderneming EveryWare.